Beestjes

Ik kom uit een tijd dat we zelden of nooit vochten. Maar er waren uitzonderingen. Als het echt niet anders kon. Ik was niet groot, maar erg gauw driftig. Zo vreedzaam als ik me nu gedraag; toen sloeg ik er meteen op los. Drift maakt sterk.
Ik heb er nooit iets bij opgelopen. Mijn opponenten wel. Bloedneus, Blauw oog, Tand door een lip. Dat soort dingen. Zo weer over. Ze hadden makkelijk echt iets gemeens terug kunnen doen. Een trap op kruishoogte bijvoorbeeld. Of twee tegen één. Maar die trap kwam er nooit. En meevechten deed niemand. Dat waren de ongeschreven wetten. Geen 'knietjes'. Nooit twee tegen één.
Anders had je geen vrienden meer.
Ook al was je tegenstander een volslagen vreemde voor je. Ook al had je z'n oog al dichtgeslagen: geen zakje blauw, geen hulp van anderen en al helemaal niet schoppen.
Vechten was geen dagelijkse kost. Er ging soms wel eens een jaar voorbij zonder dat het zo hoog opliep. Vanaf mijn vijftiende was het afgelopen. Ik hoorde op de radio dat drift wordt veroorzaakt door een hormoon dat via je ruggengraat naar je hoofd kruipt
"Denk maar aan kleine beestjes", zei die professor. Dat is me altijd bijgebleven. Niks is zo ontnuchterend als een biologische verklaring voor je gedrag. Drift komt opeens. Daar heb je geen controle over. Maar je hebt wel nog nèt tijd om te denken:
BEESTJES!! Dat is voor het hormoon 't commando: onmiddellijk terugtrekken. Probeer het maar als je ook gauw driftig bent. Het bespaart je vanaf dat moment ook Lego bouwsels, Dinky Toys, game controllers. En weer wat later rode kaarten. Heb ik zelf ontdekt. Eric Scherder heeft me niet geholpen. Zelfs die was toen nog niet eens geboren.
In dienst leerden we ook onszelf te verdedigen. Tegen bajonetten en messen. Beter géén mes in je zak en vooral niet in je hand. Nergens voor nodig. Echt niet.
Je tegenstander heeft maar één gedachte: steken. Jij beschikt over een stuk of tien afweerreflexen. Want zo snel moet het gaan. Eén reflex en hij ligt mét hersenschudding en zónder mes op de keien. Of in z'n eigen lijf als hij ongelukkig valt.
Ik vond dat het meest afschuwelijke vak in dienst. Dáárvoor zaten we niet bij “de Verbinding”. Een met stro gevulde pop die een levend mens moest voorstellen. En daar dan ook nog, als een soort oerkreet, "AAAHHH" bij roepen. Heel hard. Maar je wint er tweetiende van een seconde mee. En dat is genoeg.
Onze instructeur had echt moeten vechten voor z'n hachje. In een echte oorlog. Hij gaf me een korte bajonet in m'n hand, ging voor me staan en beval:
Steek op me in. Zo onverwacht mogelijk. En zo hard je kunt.
Dat dacht ik gedaan te hebben toen ik op de grond lag met mijn eigen bajonet boven m'n hartstreek. Als je niet écht wilt steken", zei de sergeant, "dan ga je d'r zéker aan!"
Een week later waren de blauwe plekken weg. Alleen m'n pols bleef nog een tijdje gevoelig.
Na die eerste les hebben we allemaal veel beter opgelet om te leren wat anno nu bijna onontbeerlijk is op straat. Links- of rechtshandig, bovenshands of ondershands. Uitkijken voor iemand die z'n mes van de ene hand in de andere hand blijft gooien. Die weet waarschijnlijk wat jij weet ook. Tegen een vuurwapen kun je alleen iets doen als je "vijand" heel dichtbij komt. Maar dan lopen omstanders het risico dat voor jou bedoeld was.
Tieners dragen steeds vaker vuurwapens. Die bestellen ze via buitenlandse websites. Zo bleek gisteravond bij Eva Jinek. Als het echt die kant op gaat redden we het niet met een paar weekjes korter in de bak.
Of ik het zelf ooit nodig heb gehad? Gelukkig niet. Heb wel af en toe die reflexen geoefend. En ik verbeeld me nog steeds daarop te kunnen vertrouwen. Ook als aankomend "bejaarde" zelfs.
Dat is een rustgevend gevoel anno 2025. Want elke scholier schijnt tegenwoordig een wapen bij zich te hebben. Is dat machogedrag? Wil je je vriendjes imponeren? Wat een laffe, domme hufter ben je dan. Heb liever het lef om naar zo'n sergeant te gaan als wij toen hadden. En leer je veilig te voelen met je blote hánden.
Jammer, dat je niet in dienst bent geweest.
En niet alleen om die éne reden.