De Kleine Verleidster

Beste Eduard,
Hetgeen me vorige week in dat 'keurige' hotel overkwam, is dusdanig gênant dat ik het alleen aan jou durf te bekennen in de wetenschap, dat dit geheim onder ons blijft. Doch oordeel zelf maar.
De eetzaal binnentredend, overviel me meteen al het gevoel heimelijk te worden gadegeslagen, doch ik kon met geen mogelijkheid ontdekken door wie, want iedereen was duidelijk bezig met zijn eigen besognes of met die van zijn of haar tafelgezelschap. Ik zocht en vond een leeg tafeltje in een sfeervol hoekje en verzocht de toesnellende ober om een vloeibare versnapering, die per kerende post werd geserveerd. Ik was wat aan de vroege kant voor het diner en ontvouwde de meegenomen krant om de tijd stuk te slaan. Maar het gevoel ergens vandaan intens te worden geobserveerd, deed inmiddels mijn nekharen, figuurlijk gezien, recht overeind staan...
Desondanks nog geheel onverwacht en zonder enige aankondiging, gleed ZIJ op de stoel naast mij. En wel zo geruisloos en onmerkbaar dat het niemand scheen op te vallen. Licht geschrokken en toch ook wat onthutst, keek ik voorzichtig opzij. Mijn blik werd meteen gevangen door twee mysterieuze, bijna hypnotiserende ogen. Ze was onmiskenbaar van oosterse, zo niet Aziatische afkomst. En het leek me de vraag of ze onze taal begreep. Achteraf gezien, moeten haar 'roots' in Thailand hebben gelegen, want elders in dat deel van de wereld komen zulke ogen alleen voor als gevolg van rasvermenging.
Zoals je weet, beschik ik over de nodige communicatieve vaardigheden, maar dit was beslist geen situatie voor ludieke spontaniteit. Inmiddels compleet in verwarring gebracht, wist ik dan ook niets beters te doen dan mij (zogenaamd) weer in m'n krant verdiepen.
Dat zinde haar kennelijk niet, want ik voelde een fluweelzachte aanraking langs de buitenkant van m'n dijbeen. Nu écht gegeneerd, keek ik naar de andere tafeltjes, maar niemand scheen aandacht te schenken aan die kleine intimiteit, welke ik tot mijn schaamte ook niet als onaangenaam ervoer. Immers, wie kon weten dat we elkaar nog nooit hadden ontmoet? Zachte haren beroerden inmiddels uitnodigend mijn hand. De sfeer was sereen. Niet ordinair. En voor het te beseffen, kon ik de verleiding niet weerstaan te reageren met een soortgelijk teder strelend gebaar. Het wederzijds vertrouwen groeide subtiel en nog steeds zonder dat er ook maar één woord was gesproken. Wat er in mij omging? Ach, toch wel iets van verwachtingsvolle emotie, want in een vreemd hotel is alleen toch maar alleen, nietwaar? En een man maakt zichzelf altijd wijs, dat hij goed in staat blijft te bepalen: tot zover en niet verder!
Met jouw ervaring op dit terrein, had je me ongetwijfeld gewaarschuwd voor haar volstrekt onberekenbaar temperament. Maar helaas, tot m'n schande en schade... je wàs er niet.
De ommekeer kwam als bliksemschicht bij droog weer: in een fractie van een seconde voelde ik haar lange nagels in m'n arm en beten vlijmscherpe tanden diep in de muis van m'n hand. De volgende tel leek ze opgelost als een kat in de nacht. Verbijsterd keek ik naar m'n razendsnel opzwellende hand, terwijl helder bloed het ongerepte damast overvloedig rood kleurde. Nu, ruim een week na dato, slik ik nog steeds behoorlijk stevige antibiotica en begint de zwelling langzaam wat te slinken. Ik weet 't: discriminatie is niet goed. Maar aan een Siamése poes zal ik nóóit meer enig vertrouwen schenken!
Voorzichtig typend en met beschroomde groeten,
Philip Adé.