Een Echte Spyker

Sinds Adolf waren Duitse auto's uit de gratie. Opa en oma overleden begin jaren veertig en de mof nam niet alleen fietsen in beslag. Ook en vooral auto's. Maar opa's Spyker ontsprong de dans. Die was net op tijd helemaal gedemonteerd. En in vetvrije pakketten onder het zaagsel van de timmerfabriek verstopt. In de spaarzaam verlichte en meestal duistere kelders. Zaagsel genoeg daar. Verspreid onder het hele gebouw. Tussen ik weet niet hoeveel heipalen die de vloeren van de fabriek droegen. Inclusief de loodzware machines van die tijd. Een duister doolhof als je niet wist waar hier en daar een lichtknopje zat. In deze tijd zou de brandweer zo'n situatie omschrijven als een regelrechte brandbom. Maar het is gelukkig bij een blindganger gebleven.
Bij elke machine zat een luik waardoor er nòg meer zaagsel naar beneden werd gespuugd. En weggehaald werd het niet meer want dat moest via het water van de Vest en de moffen hadden ook de schepen in beslag genomen. Onder de aanvankelijk nog steeds groeiende bergen van zaagsel wachtte de Spyker op betere tijden. Op het laatst samen met wat onderduikers. In een soort listig verborgen iglo's van zaagsel en houtkrullen. Dat kon je aan wat slimme timmerlieden wel overlaten. Maar hoe ze al dat houtafval buiten de haarden, fornuizen en potkachels wisten te houden…?
Natuurlijk wist ik nog van niks. Nòg meer geheim kon iets niet zijn. Plots kwam mijn vader ook niet meer thuis. Mijn moeder hersenspoelde me tot ik automatisch zei:
"Ik hèb geen pappie". Later bleek hij natuurlijk ook onder dat zaagsel te zitten. Letterlijk. Kaartend tot in betere tijden. Gelukkig viel er ook niets te roken.
Die betere tijden kwamen ná 5 mei 1945. Toen kwam ook het besef dat ik regelmatig recht boven zijn hoofd had zitten spelen. Twee verdiepingen hoger.
Ik was zeven en ik wist niet wat ik zag: onze familie had een auto! En wát voor één… Hij stond uitgepakt en weer in elkaar gezet te blinken bij zo'n enorme voordeur waarachter ook de bouwmaterialen alweer binnenkwamen. Want Nederland moest herbouwd worden en iedereen deed mee. Mijn ooms hadden de machines al lang startklaar staan. Zogenaamd "kaput". En het bewaarde zaagsel vond nu wel z’n weg naar alle fornuizen en kachels in de buurt. Schepen waren voorlopig overbodig. Hooguit voor de aanvoer van nieuw hout en andere bouwmaterialen.
De eerste tijd kwam de Spyker nauwelijks aan rijden toe. Alles was nog "op de bon". Benzine ook. En de wegen moesten eerst worden gerepareerd. Dat hadden de moffen heus niet gedaan. De enige met een rijbewijs was nog steeds oom Leo. Hij was de beste timmerman van het overgebleven viertal. Maar autorijden vond hij gewoon niet leuk. Bijna onvoorstelbaar vandaag de dag. Nodig was het trouwens ook niet. Niemand had zo'n ding echt nodig om zich te verplaatsen. Want lopend, fietsend, met bus, tram of trein kwam je er ook. Sneller zelfs want de wegen waren erbarmelijk.
Een auto was chic, maar ook een beetje ASO. Zeker zo'n grote met rood velours en van dat zachte leer. Volgens mij is onze Speyker ergens in een museum terecht gekomen. Ik hoop het voor 'm. Hij was groot maar niet groot genoeg voor de hele familie. Opa en oma waren niet katholiek, maar hadden wel 12 nazaten. Mijn moeder was de jongste van hun zeven dochters. Met de "koude kant" mee had je op een verjaardag al gauw tussen de twintig en dertig ooms, tantes, neefjes en nichtjes bij elkaar. Hoe dat in zo'n kamer paste…? En dáár werd dan wèl gerookt. Wisten ze veel in die tijd…
De eerste na-oorlogse generatie (ik dus ook) wist niet beter dan nieuwe auto's kwamen uit Amerika. En waren weken onderweg. Per stoomboot. Later ook uit Engeland. En vervolgens uit Frankrijk. Wie intussen een Kever kocht, was wel een beetje verdacht. Adolf had immers opdracht gegeven voor het ontwerp van "een auto voor het volk". Koop dan toch maar liever een Opel. Die werd weliswaar ook in Duitsland gemaakt, maar door General Motors met Amerikaanse geld. Als onderdeel van 't "Marshallplan". De Engelsen, Fransen en Amerikanen wilden West Duitsland weer snel op de been hebben. Bang als ze waren dat Stalin binnenkort zou doorlopen tot aan de Noordzee. En dan was alles voor niets geweest. Dat was goed gezien en slim uitgevoerd. Inclusief opbouw van de Navo. Ver voordat de gedachte aan een verenigd Europa ontstond.
Eind 1956 kreeg ik 14 rijlessen in een splinternieuwe Opel Record. Drie weken na m'n verjaardag had ik mijn rijbewijs. Ik vind autorijden nog steeds leuk. Dat heb ik vooral te danken aan allebei mijn instructeurs. Een Doordouwer en een Pietje-Precies. Ze zijn nu ook al 68 jaar debet aan mijn 80 procent no-claim.
De doordouwer door zijn uitspraak: "Zien is belangrijk. Dan kun je alles goed inschatten. Maar gezien wòrden is nòg veel belangrijker!"
En Pietje-Precies hield het bij: "De kunst van het autorijden is het goedmaken van andermans' fouten."
Dat was zelfs toen al van toepassing op het wegverkeer.
Zelf heb ik daar later aan toegevoegd: "Zodra je denkt zelf een betere chauffeur te zijn, leert een narrow escape je dat wel af! En dan hoop je weer dat het bij narrow zal blijven.
Tegenwoordig geven instructeurs kennelijk niet meer van die leerzame adviezen.
Dus pak je smartphone en ga maar weer lekker zitten whatsappen achter het stuur.
De ambulance is zo bij je…