Ik geloof dat ik maar één keer...

15-12-2024

… ben afgegaan als danspartner. Dat overkwam me op een reünie van school. Ondanks mijn gala-uniform als reserve luitenant der tweede klasse, sprak Annelies - nota bene uit mijn eigen klas en dansschooljaar - de voor mij historische woorden: "ik dans niet met kleine mannetjes." Daar had ik, gek genoeg, totaal geen moeite mee want ik hield van haar impulsieve humor. En schakelde moeiteloos over op Kikki. De dochter van de rector, tevens het mooiste meisje van de school (vond ik) en toentertijd één van mijn beste maatjes. Jammer dat ze, toen ik even in militaire dienst en dus uit beeld was, in het Grote Leven voor een ander koos. Ik hoop dat ze daarvan nooit spijt heeft gehad… of eerlijk gezegd toch een beetje van wel... Daar kom ik later vast nog wel eens op terug.

Maar goed. Het leven gaat verder en de verkering ook. Hoewel ik uit eigen ervaring over zowat elke middelbare schoolsoort kan meepraten en nooit examen heb gedaan, was het lot me goed gezind en voltrok mijn carrière zich in sneltreinvaart. Dit in tegenstelling tot mijn leven in privé. In die tijd bestond de pil nog niet en ervoeren sommige wat àl te braaf opgevoede stelletjes pas in de huwelijksnacht hoe het er seksueel écht voor stond. Ik begrijp dat je je daar niets bij kunt voorstellen. Maar toch...

Ooit gehoord van de bruid die in slaap viel? Of deed alsof? Ik wel. Doch haar kinderwens bleek nog iets groter dan haar afkeer van "de daad". En die was bij haar nauwelijks nodig om een kind te krijgen. Dat werden er vier binnen zeven jaar. We liepen 1 op 20 volstrekt passieloze concepties per bevalling ofwel pakweg twaalf keer per jaar. Hooguit. En in een plank zit meer beweging. (U ziet: veel geheimen heb ik niet meer. Nooit gehad trouwens). Ik ervoer elke poging in steeds toenemende mate zoals Sisyphos zich moet hebben gevoeld als zijn steen wéér de berg afrolde. Zoiets gaat niet in je kouwe kleren zitten. Toch zal niemand tegenspreken dat ik een goede vader was. Dat deed zelfs mijn frigide vecht-ex niet tijdens de derde door haar aangespannen en door mij gewonnen rechtszaak. Van kinderen kun je als vader zielsveel blijven houden. Ook al worden ze systematisch van je los geweekt. En je niet over hun hoofdjes heen wilt terugvechten. Doch dit terzijde.

Nu weer even een lichtjaar jaar terug.

De Amersfoortse Koppelpoort was toen helemaal in als poppen-theater voor jonge ouders met groepjes vriendjes en vriendinnetjes teneinde de herrie en de plakhandjes thuis te kunnen ontlopen. Gewoonlijk konden de poppen daar twee tot hooguit drie groepjes tegelijk kostelijk vermaken. Omdat we vroeg waren zaten we vooraan. Het halfduistere zaaltje vulde zich van achter uit. Je raadt het al. Toen de kindertjes zich in de pauze kwetterend en krioelend naar de limonade spoedden, kregen we de andere ouders in het oog. En jawel, in één van de andere moeders herkende ik Annelies onmiddellijk. Zo'n weerzien vergeet je je leven lang niet meer. Want na een ietwat onzekere stilte schoten we allebei in een soort van ingehouden lachstuip. Doch daarna kleurden Annelies haar wangen toch diep blozend rood toen haar man en ik, daartoe aan elkaar voorgesteld, elkaar vriendschappelijk de handen schudden.

Met enige schroom heb ik hem toen maar meteen eerlijk uitgelegd waarom Annelies en ik, daar ter plekke in de Koppelpoort, spontaan in een lachstuipje waren geschoten. Hij bleek uiterst sympathiek en begon - de situatie als voor hem normaal herkennend - spontaan en per direct hardop mee te grinniken. En wat zo mogelijk nòg leuker was: hij bleek nog bijna een half hoofd kleiner…