Klein Kerstverhaal

Lang, heel erg lang geleden…
"Papa... Kees is nog steeds weg..." Een heel dun stemmetje 'beamt' me binnen één seconde van Amsterdam naar Vleuten. Mijn wanhopige dochtertje heeft aan onze receptioniste Henny gevraagd: "Mag ik papa alstublieft?" Zo'n verzoekje heeft voorrang hier.
"Is-ie nog steeds zoek?"
"Ja papa, en we hebben overal gezocht." Ik hoor iets van een snik in haar stemmetje. Dat snijdt door je ziel. Kees is haar alles de laatste maanden. Hij kwam als Landa, maar bleek bij het inenten opeens een kater in plaats van een poes. Het maakte Wendela niets uit. Alleen moest er een andere naam worden gevonden. "Kees", zei ze resoluut. En daar bleef het bij.
Een kat hou je niet binnen met in en uit lopende kinderen. Dat hoeft ook niet. Maar sinds afgelopen zaterdag was en bleef Kees onvindbaar. Een raadsel tenzij... ik had hem een paar weken geleden al eens een keer van het talud naast de spoorbaan gehaald. Hij zat toen in het gras tussen rails en sloot. Kees was op zijn zoveelste ontdekkingsreis kennelijk door de spijlen van een degelijk NS hek geglipt. Waar hij wel door kon, maar een kind gelukkig niet. Daar waar de sloot even ophield en na tien meter weer verder gaat. Er was maar één mogelijkheid: achthonderd meter verderop naar het station en dan teruglopen via het talud tussen rails en sloot. Ten strengste verboden natuurlijk. Zeker met een frequentie van tien treinen per uur waarvan acht op volle snelheid. Aan de ene kant vinden de bestuurders dat niks leuk: een vent die vlak naast hùn territorium loopt. Maar aan de andere kant hielden de staal-op-staal langs denderende wielen Kees als op z'n plaats genageld. Hij was nooit bang maar nu wel. Elke hond kon een veeg krijgen, maar een trein was wel heel erg groot... God zij dank liet meneer zich gewillig oppakken en meenemen naar het hek. Daar namen Trudy en Wendela het over. En ik wandelde opgelucht terug. Kees was voortaan geconditioneerd om dáár uit de buurt te blijven. Hij zou dàt nooit meer doen.
Maar nu dìt weer... In onze wijk is weinig verkeer en iemand met een hekel aan huisdieren zou zich hier niet lang op zijn gemak voelen.
"Waar is mama?"
"Naar haar werk".
"En Nicola?"
"Die zit naast me. Ze heeft jouw kantoor voor me gebeld."
Zo iets vermoedde ik al.
"Ik weet wat, Wen, ik vraag aan tante Cisca of ze even tijd heeft om héél veel briefjes te maken. En zodra die klaar zijn, kom ik naar huis. En dan gaan we die bij iedereen in de brievenbus doen. Vind je dat een goed idee?"
"Ja pap... Ik vraag Mark wel of hij ook wil helpen."
"Dat is goed, meisje. Mag ik nu Nicola nog even."
Ik leg Nicola uit wat we van plan zijn. Zij belooft de briefjes 'over het spoor' in de brievenbussen te doen. Daar zal Kees niet gauw meer komen, maar Nicola woont daar nu eenmaal. Ik schrijf op de bloknoot die voor me ligt:
Wilt u mij alstublieft helpen zoeken?
Mijn poezenvriendje Kees is nu al 3 dagen zoek.
Kees is een jongetje en heeft een hele dikke en helemaal grijze vacht.
Ik heet Wendela en...
Cisca schuift de post opzij en regelt natuurlijk meteen wat ik haar niet eens had behoeven te vragen. Maar dat was in de tijd van kilo's carbonpapier toch lang zo eenvoudig nog niet. We hadden ergens wel iets dat je de voorloper van een kopieerapparaat zou kunnen noemen, maar één duplicaat per twee minuten was een klein wonder. "Heel veel briefjes" binnen een paar uur was dus eigenlijk een illusie. Maar een stuk of acht razendsnelle secretaresses op evenzoveel letterbolmachines van IBM niet. En met zes van mijn tekstjes per vel plus telkens twee 'doorslagen' moesten ze toch een eind kunnen komen. De zetterij produceerde op de proefpers ook nog twee vellen per drie minuten. Cisca kreeg altijd alles gedaan!
Twee uur later was ik onderweg naar huis met een stapel papier waar je "U" tegen zei. Moesten we zelf nog in zessen knippen, maar dát kwam wel goed. Net als het bezorgen. Morgen niet vergeten een paar appeltaarten mee te nemen! Dat zou ons warm Brood- en Banketbakkertje Van Dijk (what's in a name) ook nog wel klaar krijgen. Meteen even vragen op weg naar huis.
Die avond werd elke brievenbus in een straal van 800 meter voorzien van Wendela's noodoproep en de eerste telefoontjes kwamen binnen. Meestal van bekenden. Maar niemand had wat gezien. Wendela snikte in haar kussen voor ze toch in slaap viel. Geen van ons had een vrolijke avond. Bijna drie dagen en nachten onvindbaar. Dat is allesbehalve hoopvol. Bij bureau Bauduin moest ik elke dag verslag uitbrengen. En natuurlijk bleven we ook zoeken. In een steeds grotere cirkel. Dus ook in de weilanden en zelfs op het kerkhof. Maar niemand vond iets. Geen Kees.
Het moment kwam, dat we Wendela moesten zien te verzoenen met de ervaring dat ouders wel veel kunnen, maar helaas niet alles. Ze probeerde het wel te begrijpen, maar dat is erg moeilijk als je nog maar nèt vier bent. Eerlijk gezegd begonnen we het met de dag verder op te geven zonder dat onder woorden te durven brengen. Op het bureau werd ook steeds minder naar 'Kees' gevraagd. Vijfentwintig miljoen aan klanten eiste alle aandacht weer op. Ook het volgende weekend verstreek zonder taal nog teken. Trudy en ik overwogen een ander poesje. Maar zo werkt dat niet. Wendela zou misschien wel afgeleid en een beetje getroost worden, maar vergeten was er niet bij. En de hoop op een wonder bleef haar onverminderd beheersen. Kees was opgegeven maar niemand die dat wilde toegeven. Zeker Wendela niet.
Tot uitgerekend op zondag, twee weken na de verdwijning, de telefoon ging...
"Hebt u een dochtertje dat Wendela heet en een grijze poes kwijt is?"
Mijn hart hield even op met kloppen om daarna gelukkig over te schakelen op honderd toeren of meer.
"Ja, dat klopt."
"Mag ik u dan vragen om even naar de Kennedylaan te komen? Nummer 4. Bij u links af en dan de hoek om. Ik hoop dat we haar blij kunnen maken."
Wen had het begrepen en rende met haar kleine beentjes meer dan ze liep die hele afstand van ongeveer 300 meter. Terwijl ik haar met grotere passen bijhield, had ik het idee dat ze het nog niet helemaal kon bevatten. Ik ook niet trouwens.
Mevrouw Oosterbaan die ons binnen liet, was ons nog onbekend. Ze bleken hier nog maar kort te wonen. De voordeur werd zorgvuldig achter ons gesloten voordat ze de deur naar de woonkamer kamer open deed. En jawel... daar lag meneer Kees genoeglijk op een gerieflijke stoel, want van een kat kun je geen zichtbare blijdschap verwachten. Wendela vloog op hem af en overlaadde haar vriendje met kusjes en traantjes. Kees kwam overeind, rekte zich uit en liet zich alles geduldig welgevallen. Mocht iemand nog een spoortje van twijfel hebben, dan was die op slag weggevaagd. Ik stond weer eens met een brok in mijn keel. Maar onze gastvrouw en haar man waren er, geloof ik, niet veel beter aan toe.
Bij een kop thee kwam het bijna ongelooflijke verhaal eruit. De moeder van mevrouw Oosterbaan woonde in Arnhem, maar was twee weken geleden met vakantie gegaan. Haar dochter en schoonzoon zouden haar Blauwe Rus "Iwan" een week mee naar huis nemen en dan weer terugbrengen. Maar de gastouders waren niet zo gewend aan katten en dus zag Iwan kans om te ontsnappen. Goede raad was duur. Tot het dier een paar uur later hun achtertuin passeerde. Met veel zuchten van verlichting en nog meer moeite zagen ze kans om Iwan weer naar binnen te lokken. Dat ze hem geen enkele kans gaven om weer buiten te geraken, was vanzelfsprekend. En zodra oma thuis was, werd de logé per direct weer in Arnhem afgeleverd. Tot zover had nog niemand iets bemerkt. Ook oma merkte de eerste dagen niets. Dat Iwan ietwat onrustig was, weet zij aan zijn logeeravontuur en hield hem veiligheidshalve nog een paar dagen binnen.
Maar er was nog iets. Iwan taalde niet naar zijn vaste plaatsje op de vensterbank. Hij dronk niet uit een druppelende kraan zoals hij voordien wèl deed, sliep 's nachts niet op de badkamermat voor de verwarming en kreeg diarree van oma's lekkernijen. Ongerustheid bekroop Oma en Iwan moest mee naar de dierenarts.
"Hoe oud is Iwan ook alweer, mevrouw?"
"Ruim twaalf... mijn man heeft hem nog gekocht."
"Maar dit dier is nog geen twee jaar. Misschien nog niet eens één. Dit kan uw Iwan helemaal niet zijn."
Dat was voor oma helemaal geen leuke boodschap. Zeker omdat er van de echte Iwan nooit meer een spoor is gevonden. Ik dacht aan Kees' treinbaan avontuur, maar was wel zo wijs om niemand daar aan te herinneren.
Oma evenwel, was kordaat en vroeg haar dochter telefonisch naar een acceptabele verklaring van dit fenomeen. Die lag natuurlijk voor de hand. De gevangen kat wàs Iwan helemaal niet. Toen herinnerde meneer Oosterbaan zich een briefje van een meisje dat haar "grijze poes" kwijt was. Een 'Blauwe Rus' is nu eenmaal grijs.
Inmiddels was de tweede week bijna voorbij en ze spraken af om Iwan, die inmiddels maar vast weer Kees werd genoemd, zondagmorgen terug naar Vleuten halen. Heel verstandig besloten ze tevens om niet meteen contact op te nemen met ons. Er was immers nog altijd een kleine kans op een tweede vergissing. Want grijze katten zijn er in alle gradaties en om nu zo'n klein meisje eerst weer hoop en dan een tweede teleurstelling te bezorgen...
Maar dit was geen tweede teleurstelling. Wendela stráálde en Kees ook als hij dat had gekund. Maar hij moest nog even in zijn geleende draagmand. Voor alle zekerheid. De heer en mevrouw Oosterbaan begrepen heel goed dat Wendela popelde om naar huis te gaan. Ik ook trouwens. We beloofden een nieuwe ontmoeting "met mijn vrouw erbij" en liepen de kortste weg naar huis. Via de achtertuin en de gemeenschappelijke binnenplaats. Wen kon haar ogen niet afhouden van de even geleende draagmand die ik voor haar droeg. Thuis gekomen, kreeg Kees zoveel aandacht en verschillende stukjes vlees als hij nog nooit in één keer had geproefd. En bij bijna iedereen bespeurde ik wel iets van tranen in zijn of haar ogen bij dit niet meer verwachte succes van ons "opsporing verzocht". Ook Cisca belde ik nog even thuis. Immers, haar inspanningen samen met haar collega's hadden onverwacht toch nog voor het succes gezorgd waarop iedereen had gehoopt.
Even terzijde: Kees heeft uiteindelijk de eerbiedwaardige leeftijd van 22 jaar bereikt. Maar dat deel van het verhaal hoort hier nog niet thuis.
Die avond ging ik Wendela natuurlijk nog even welterusten zeggen. Kees mocht voor één keer bij haar op bed slapen en scheen dat helemaal niet verkeerd te vinden. Twee kleine, mollige armpjes sloten zich spontaan om mijn hals.
"Dank je wel, papa"
M'n emoties zaten wel heel erg los die dag...