Oorlogsverleden

30-01-2025

In 1945 opgepakte verzameling van her en der opgespoorde “foute” Nederlanders. Gadegeslagen en weggehoond door meer toeschouwers dan bij de gemiddelde voetbalwedstrijd in die tijd…

Sari legde de hoorn op de haak en zei: "Of je even bij Van der Meulen wilt komen…".
Ze keek me aan met zo'n blik van: verwachtte je dat of weet je er ook niks van…? 
Ik had wel zo'n vermoeden: Jan Postema, accountdirector van het grootste team op het terrein van consumentenreclame, had me vorige week gevraagd of ik onder hem wilde komen werken. 

Met Nico (mijn huidige baas) zou hij dat wel in orde maken. Want Jan zei dat je in de reclame niet op de internationale afdeling moest beginnen. Daar zou ik niks leren over in praktijk brengen van het vak zelf. En dat vond hij zonde van de S.R.O. (Stichting Reclame Onderwijs) waar ik in dienst al aan begonnen was. En die ik dit jaar zou afsluiten.

Ik wist inmiddels dat hij daar gelijk in had, want eigenlijk zat ik al een paar maanden niks anders te doen dan kleine advertenties door te geven aan grote kranten in het buitenland. Soms via persbureau Albert Milhado in Amsterdam. Hoe dat moest wist ik intussen wel.

Mijn huidige baas, Nico Vink dus, zat op dezelfde cursus als ik en had me overgehaald alvast in m'n huidige baan te beginnen zodra ik de dienst uit mocht. Zo'n kans had ik vóór het examen niet verwacht maar inmiddels wel aangenomen.
 
Ik wilde wel graag Reserve Officier blijven. Dat was m'n vader ook nog steeds. Die kwam na elke herhaling met prachtige verhalen thuis en was inmiddels overste. Hem was ook gevraagd om te blijven komen tot en met de rang van kolonel. Maar zelf echt beroeps worden en vierentwintig-zeven blijven  hunkeren naar een volgende rang, zoals ik inmiddels meer dan genoeg van nabij had meegemaakt, dat nóóit .

Van der Meulen vormde samen met ene De Block de directie van dit bekende, en wonderlijk genoeg tot dan toe goed bekend staande Rotterdamse reclamebureau, Gelieerd aan een bekende uitgeverij en gevestigd in het toen nog nieuwe Groothandelsgebouw.
Dus ging door me heen: dat heeft Jan vlug voor elkaar gekregen. En spoedde me naar de directie om het heugelijke nieuws van mijn overplaatsing officieel in ontvangst te gaan nemen. Althans, dat dàcht ik…

"Als ik goed geïnformeerd ben," viel Van der Meulen met de deur in huis, "ben jij het niet eens met ons directiebeleid."

Ik rolde zowat van m'n stoel.

"Hoe bedoelt u dat?" stotterde ik uiteraard.

"Nou, we hebben hier een aantal mensen in dienst met wie jij niet wenst samen te werken, maar zij hebben ons vertrouwen wel en het jouwe dus kennelijk niet. Klopt dat?

Plotseling ging mij een licht op. Dit had niets met Jan Postuma te maken. En ja, wat hij zei klopte wel. Ik was openlijk voor iets uitgekomen waar anderen alleen maar over fluisterden. 

"U bedoelt dat er hier twee oud SS-ers en drie NSB-ers rondlopen. Dat weet iedereen."

Hij noemde de vijf namen, die ik me nu gelukkig niet meer herinner. Op die van een wel heel erg onsympathieke gewezen SS-er na, ene Stix of zo iets. De andere had nog maar één arm en die was er niet afgevallen bij het knikkeren… Wèl aan het Oostfront. Het positieve aan hém was toch wel dat hij me dat ongevraagd had verteld. Hij had, zei hij, “een jeudzonde te hebben begaan”. Met dat als gevolg.  

Van der Meulen vervolgde zijn “verrassing” met: "De Block en ik staan achter hen en dus ben jij het niet eens met ons beleid. Want dat heb je goed laten merken bij een gesprek in de kantine. Stix is daar bij ons over komen klagen (eens verrader altijd verrader). Dus kun je hier niet meer blijven werken."

Ondanks dat letterlijk alles bij me trilde van nijd en verontwaardiging, perste ik eruit:
"Probeer me dan maar eens te ontslaan."

Hij verblikte of verbloosde niet.

"Ach, we vinden vast wel één of andere andere aanleiding. Misschien zit je zelfs nog wel in je proeftijd." Dat was niet zo, maar gaf aan hoe makkelijk het was en hoe weinig ik daar tegen kon doen. Niets dus.

Nog geen half uur later was ik op de fiets naar huis. Zonder afscheid van wie dan ook te hebben kunnen nemen. Behalve van Sari toen ik nog wat privé spullen haalde van de afdeling. Ze keek me nieuwsgierig aan, maar vroeg gelukkig niets.  

"Ben ontslagen. Ik bel je vanavond thuis wel. Doe de anderen de groeten van me."

Ze stond me nog steeds stomverbaasd na te kijken toen ik de deur achter me dichttrok. Met 750 gulden in m'n zak. Ofwel twee maanden netto salaris..

Ik wist het voordien ook niet. Maar zo ging dat in die tijd. Veel "foute" collaborateurs, veroordeeld of niet, verraad, deportatie, jodenvervolging of zelfs tig moorden op hun geweten, regelden tijdens het uitzitten van hun straf al een nieuwe baan. Door met hele groepjes bij elkaar te gaan zitten, ontstonden er ondernemingen waar landverraders van allerlei rang, stand en strafblad samenklonterden. En het daar niet zelden nog voor het zeggen hadden ook. Dus twijfelde ik nu ook aan Van der Meulen en De Block.

Dat is het enige waar ik zelfs nu nog steeds benieuwd naar ben. Ook al zouden ze nu dik boven de honderd zijn en in dat geval elke straf hebben weten te ontlopen. 
Dát maakt de archieven die nu openbaar zijn geworden wèl onvolledig: legio lieden die wel “fout” of “verkeerd” waren tijdens de bezetting, zijn daar helaas niet in terecht gekomen. Dat is inderdaad het gevolg van de opsporingschaos is die tijd. Maar iemand die onterecht niet genoemd wordt, dat is iets totaal anders dan het wél vermelden van mensen die totaal onschuldig waren aan collaboratie en misschien zelfs wel in het verzet hadden gezeten.

 Ik was al gauw achter een aantal van de namen van nog wat vóór de oorlog gerenommeerde ondernemingen, die al of niet met instemming van de toenmalige eigenaren of aandeelhouders hun deuren voor dit soort tuig op een kier hadden gezet. Maar ik noem ze zelfs nu nòg niet omdat de goeden dan voor de zoveelste keer onder de kwaden zouden moeten lijden. Bij zo’n zaak ging je als betrouwbaar Nederlander echt niet werken. Ook twintig jaar na de bevrijding niet.

Want al denkt de Commissie Oorlogsarchief misschien dat het nu wel kan, zelfs 75 jaar na dato zullen de goeden én hun nakomelingen vast en zeker wéér een tik meekrijgen bij het noemen elke verkéérde naam. En die zaten er “helaas” toch wel bij, zoals de commissie zelfs op TV toegaf. 

Als het uitsluitend de juiste namen waren geweest van lieden waarvan oorlogsachtergrond met zekerheid was vast te komen staan. Dus zonder ook maar één vals beschuldigde, dan moet dit maar een keer. Vind ik. In dat geval zou het bovendien alle onschuldigen, en dus niet genoemden, juist definitief vrij te pleiten.
Maar dat kunnen ze na zelfs vijf jaar goed betaald digitaliseren, nog steeds niet eens garanderen foutloos te hebben gedaan. Wat een afgang! Wat een onbegrip. Wat een schande. 

Dus niet en nooit smoezen als: we weten het niet helemáál zeker. Het was zo'n chaos in die tijd. Dat is en blijft onnozel en puur schadelijke geklungel van de betrokken ambtenaren, die totaal niet blijken te beseffen met welke menselijke gevoelens ze gedurende “vijf jaar hard werken”  hebben zitten spelen en hun tijd hebben verdaan.

Mij doet dat onwillekeurig denken aan de "toeslagen affaire" waarbij de levens van dertig duizend onschuldige burgers volkomen overhoop is gegooid, terwijl de verantwoordelijke ambtenaren zich nu nog steeds klokslag vijf in de spits naar huis blijven storten. Zonder zich ook maar één tel verplicht te voelen dag en nacht door te werken totdat het ontrecht is rechtgetrokken en gecompenseerd.
 
In een volgend leven word ik thuiswerkend ambtenaar en met een aantal lucratieve bijbaantjes… Maar dit terzijde.

Sari, die mij alleen maar dat telefoontje doorgaf, was een fijne meid. En recht door zee. Na wat omzwervingen heeft ze inmiddels een bewonderenswaardige carrière in de politiek achter de rug. Maar haar achternaam noem ik zelfs nu nog niet, want ze had met het voorgaande niets maar dan ook niets te maken. Evenmin als Jan Postema en een aantal anderen waarmee ik na dit voorval lang contact ben blijven houden. Want het toen juist zo goed georganiseerde, integere en tegelijk boeiende reclamewereldje was nog maar klein, overzichtelijk en controleerbaar. Vijfentachtig Erkende Bureaus. En dit bureau was hopelijk de enige uitzondering. Naar ik nog steeds blijf hopen.

Als ik al kans had gezien om Van der Meulen cs juridisch en liefst nog ook nog in de na-oorlogse pers op schavot te krijgen, dan was dat ook aan Sari en een heleboel anderen niet geruisloos voorbij gegaan. Gelukkig was ik toen nog maar een net begonnen assistentje dat niet wist hoe je dat kon doen.

En bovendien, nog afgezien van het feit dat ik zelf met "klein verlof" uit dienst was gegaan maar nog wat herhalingen voor de boeg had, was het ook maar de vraag of ik met een tegenactie niet ook mezelf zou beschadigen. Vooral voor wat betreft mijn verantwoordelijke functie in NAVO-verband.

Kortom, die foute rotzakken kregen het zelfs twinig jaar na dato nog voor elkaar dat zij ontzien werden en wij niet. Waarvan akte!

En zelfs ook nu nog. Zesenzeventig jaar nadien!

Zelfs mijn vader gaf toe niet te weten hoe ik anders had kunnen handelen. Maar blij was hij zeker niet. Hij vloekte nooit. Dus toen hij, na z'n eerste spontane driftbui en nog wat afkoel-tijd, hardop zei: "Nu zijn we verdo…. nòg niet van die rotzakken af" wist ik dat we het in ons beider onmacht volstrekt eens waren. 

Degenen die nu hebben ingestemd met het publiceren van een gebrekkige lijst waarop vrijwel zeker een aantal onbesproken burgers, beschouw ik vanaf nu op een andere manier ook als verraders. Wat volkomen logisch is. Het gaat hier om de reputatie van individuele families. Niet om een groepje kiezers of winkeldiefjes.


Saillant detail. Een paar jaar later jubileerde een bekende tekenaar bij Elsevier. De abonnees, waarvan bekend was dat zij dit wel konden betalen, kregen zogenaamd als " buitenkansje" vijftig politiek kunstzinnige tekeningen toegestuurd. “In kleine oplage van niet meer dan vijftig vermenigvuldigd.” Met het verzoek om óf 250 gulden over te maken óf het hele pakket terug te sturen. Ondertekend door ene Stix….

Enkele dagen later wilde Stix de hond uitlaten. Maar z'n voortuin bleek versperd door een enorme berg  vroeg in de donkere ochtend over het hekje gekieperde boerderijmest. Met daar een bordje in gestoken:

Als je het niet wilt houden, dan stuur je het maar terug…


Goed of Fout, dat blijft de helaas nog steeds niet waterdicht beantwoorde vraag…