Op een slof en een ouwe legerlaars

Ik kom uit de tijd dat een beetje soldaat ook wist wat voetballen was. Uit eigen ervaring, bedoel ik.
"Hé, van Spijk…" (In dienst weten zelfs klasgenoten je voornaam niet).
"Tister?"
"Jij voetbalt toch ook?" Ze zaten met z'n vijven aan de poetstafel.
"Niet meer, enkel gebroken, banden gescheurd. Einde bericht.”
"Twee seizoenen overgeslagen."
“Dan kan 't nu toch wel weer? Je kunt toch zwachtelen?"
"Niet gezien? Ik zwachtel hier ook. Wil na dienst weer gaan trainen.."
"Vriendschappelijk kan dan toch wel?"
Ik had inmiddels alweer bij hockey gekeept. Ook 22 man op gras met een balletje. Maar hockey is hier niet populair. Kaksport.
"Hoe stellen jullie je dat voor? Hoe, waar en wanneer?"
"Komend weekend. Het laatste voordat we voor ‘t eerst weer naar huis mogen. Bij de Stevin ligt een veld."
"Nou… vèld.... zongebakken klei zul je bedoelen. Op beton val je zachter."
“Waar heb jij het dan op geleerd?"
“Daar was toen genoeg plek voor in Rotterdam… En je leert hard schieten met een bal vol natte kranten in plaats van lucht.”
“Ook op klei dus?"
Hij had gelijk, ik herinnerde me opeens weer hoe dat voelde.
"Dus geen slidings. Geen lichamelijk contact. Alleen op techniek."
"OK. Tegen wie?"
"De B-klas schept op. Ze zeggen dat ze nogal wat goeie voetballers hebben. Veel beter dan wij. Dus willen we dat wel eens zien. Hoe goed ben jij?"
“Mmmm…" Op zo'n vraag is elk antwoord fout.
“Maar als je dat wilt dan speel ik mee. Beter dan broeken strijken"
"Plaats?"
"Rechtsbuiten of binnen als dat kan. Half is ook goed."
“OK jongens, we hebben een buitenspeler die hard kan lopen."
Dat was dus opgevallen.
"Maar we hebben nog iets… eh … Jij kan goed lullen en je bent beleefd. Zou jij het aan de kapitein willen vragen?"
Aha, dáár hadden ze me voor nodig.
"En als het niet lukt?"
"Dan poetsen we je schoenen niet meer." Een ijzersterk argument dus…
"Goed, ik zal me op rapport laten zetten."
"Binnen…."
Ik stapte naar binnen, sprong meteen in de houding en dreunde de toverformule op.
“Rekruut van Spijk, negenendertig, dertien, tien, honderdzeventwintig, kap'tein."
"Ga maar op je gemak staan, van Spijk. Wat kan ik voor je doen?"
Een compagnons commandant heeft maar weinig werk aan het opleiden van rekruten. Bij ons deden een sergeant, een sergeant majoor en een piepjonge vaandrig dat.
De Winter oogt als een gemoedelijk mens. Ook weer iemand die zijn carrière-illusies in Indië was verloren. En de dienst als majoor zal verlaten. Of hooguit als overste.
Ik legde de situatie uit. Het was van z'n gezicht af te lezen dat hij het best een goed idee vond. Dus eindigde ik mijn betoog met:
"En als het niet kan dan poetsen ze mijn PSU niet meer…"
"Dat geeft de doorslag. Waarom doe je dat zelf niet? Dat poetsen?"
” Ik strijk, kap'tein. Tien pakken in twee uur. Als het niet geregend heeft."
"En als ze wél nat zijn?"
"Dan wordt het overwerken, kap'tein."
Hij grinnikt en antwoordt:
"Zeg maar dat we jullie spullen extra zullen inspecteren. Ik moet dit met de Stevin zien te regelen. Je hoort 't wel van Baas …eh… Dat was het?
Ingerukt dan maar. En wel winnen, hè."
"Moet kunnen, kap'tein."
Ook m'n aftocht verliep volgens Handboek Soldaat.
"En…? En …? " Ze stonden me in de gang op te wachten.
”Jullie moeten mijn spullen beter poetsen."
"Je bent gek, mág het?"
"Als het aan De Winter ligt wel ja. We horen het van Baas."
"Zie je wel dat je goed kunt lullen."
"Kan zijn, maar ik heb beloofd dat we winnen."
"Jij durft!"
"Jullie niet?"
Die avond zat er minstens een elftal rond de tafel. De rest was uiterst fanatieke aanhang. Trouwens, voor wie dat niet weet, aanvoerders worden geboren. Niet gemaakt. Wij hadden er zo één. Hij heette van Es en legde uit hoe je kunt winnen op een klei-hard veld zonder lijnen.
Piet zou de scheidsrechter vragen om te fluiten voor elk opzettelijk lichamelijk contact. Om de MGD *) niet onnodig patiënten te bezorgen.
En we benoemden Karelse tot grensrechter met de instructie om bij de cornervlag te blijven. In 't verlengde van twee hoekvlaggen kon hij dan nog een béétje zien of de bal in, uit of achter was.
We stelden een elftal samen en kregen nog wat bijkomende instructies. Waaronder hard en laag schieten want op dit veld zou geen enkele keeper graag naar de grond gaan. Tenzij hij schaafwonden fijn vond. Hoog mocht wel, maar dan uit de tweede lijn en hard.
Zo min mogelijk het duel opzoeken als we heel wilden blijven. Doortikken of aannemen, afgeven en weer vrij lopen. Wel bal afnemen maar duel ontlopen. Dus alleen wegtikken. Niet zelf houden.
Van Es zou zelf de verdediging wel organiseren. "Laat ze in 't begin maar een tijdje komen", zei hij, "dan denken ze dat we groentjes zijn. Ze mogen ook best het eerste doelpunt maken. Dat maakt overmoedig. Als ze niet echt veel beter zijn dan trekken we dat wat later wel recht.”
Klas B was inderdaad goed. Met pijn in 't hart gunden we hen 't eerste doelpunt. Die twijfel bleek niet nodig, want vijf minuten later pikte van Es de bal op bij de middellijn, passeerde vier man alsof ze er niet stonden en knalde in de bovenhoek. Het léék zo eenvoudig.
Ruststand 2 – 2. Inmiddels stond er aardig wat publiek te kijken. Tussen hen een aantal in zondagse burgerkleding. Ik herkende onze kapitein.
Na de rust liet van Es de buitenspelers ruilen. Een linkspoot op rechts en een rechtspoot op links. Een ongewone plaats voor me. Maar het wende gauw. Bal aannemen, van je man wegdraaien (die dat van een linkspoot niet verwacht) en meteen laag voorzetten. Of schieten.
We wonnen met 6 – 3. Ruim dus.
Terwijl we naar de Beekman terug liepen, vroeg Piet:
"Waarom nam je die penalty zo hard? Laag in de hoek was toch ook goed geweest?”
" Doe ik nooit. Op hoofdhoogte en zo hard mogelijk. Heb ik op geoefend.”
"Dat zag ik, ja. Ik had 'm niet graag voor m'n kop gehad."
"Die keeper ook niet!"
Kapitein De Winter kon tevreden zijn.
En dat was hij ook.
Ik vermoed wel eens dat dit onnozele voorval een enorme draai aan mijn leven heeft gegeven…