De doodzieke Prinses

25-12-2024

PARABEL

Niet eens zo erg lang geleden, in een land hier tamelijk ver vandaan, woonde een koning, die alles deed om zijn volk vrede en welvaart te schenken. Want dan zou iedereen gelukkig zijn. De koningin (die ook heel verstandig was) merkte wel eens voorzichtig op dat gouden koetsen, droomhuizen en speeldozen niet hetzelfde waren als GELUK. Hoewel hij veel van haar hield, luisterde de Koning naar z'n ministers; niet naar zijn Gemalin.

In dat land was minister zijn niet moeilijk, want je hoefde er alleen maar voor te zorgen dat de contacten met het buitenland vreedzaam bleven en de schatkist vol zat. Al was 't maar met waardepapieren, schuldbekentenissen en onzekere valuta. Bovendien kijken ministers ook niet graag vooruit. Want met geld voor de toekomst kun je vandaag de belastingen niet verlagen. En dat vinden de kiezers niet leuk.

Het koningspaar had twee zoons en twee dochters, die goed gezond waren, prima konden leren, goed bleken in sport, niet experimenteerden met ondeugende middelen en zelfs aardig bleven tegen sensatiezoekende stadsomroepers en rondreizende minstrelen. Wat best moeilijk was.

Totdat de jongste dochter plotseling heel ernstig en zelfs levensbedreigend ziek werd. De koninklijke lijfarts deed zijn best, maar hij wist niet wat ze mankeerde. Laat staan dat hij haar kon genezen. Ten einde raad ontbood de Koning de Minister van Volksgezondheid, want die moest toch wel een oplossing weten. Maar de minister zei: "Knappe medici en goed uitgeruste ziekenhuizen gaan ten koste van 's lands economie, majesteit. Dus die hebben we geruisloos wegbezuinigd. Immers, 't volk wil elk jaar een nieuwe koets om steeds verder te kunnen reizen en de mensen lenen de banken leeg om alsmaar mooier te kunnen wonen en..."

Maar de Koningin (die tevens moeder was gelijk alle moeders) onderbrak de minister en sprak zacht: "Hebt gij ooit de zieken en hun naasten zèlf naar hun wensen gevraagd?" De minister was erg gehecht aan pluche en zei voor de negenendertigste keer in zeven jaar, dat het háár schuld niet was. En dat ze tenslotte wèl had gezorgd voor een zacht uiteinde als patiënten zo ernstig ziek werden, dat hun verzorging de welvaart zou kunnen schaden. De minister (wier eerzucht nu eenmaal groter was dan haar tact) stopte de Koningin bijna ongemerkt een zwart doosje met een grijze pil in de hand en zei, dat er altijd nog drie troonopvolgers zouden overblijven...

Uit de mooie ogen van de Koningin welden stille tranen en toen de Koning dàt zag vertoornde hij zo, dat hij de minister resoluut de deur wees voordat hij van kwaadheid ontplofte.

Hij sprong in zijn koets en reisde naar het land van zijn schoonvader, waar de welvaart kleiner was, maar de wijsheid groter en de artsen beter. Op raad van 's lands Eerste Adviseur werden drie geneesheren ontboden. De eerste kende elke therapie die er bestond.

De Koning vertelde van zijn dochter en vroeg de arts wat hij moest doen. De specialist antwoordde: "Haar hierheen laten komen. Want was uw land vroeger een voorbeeld; thans loopt het achter. Voor goede diagnostiek is niet voldoende budget en de medische opleidingen zijn te kort. Maar de Koning vreesde dat zijn dochter zo'n reis niet zou overleven.

De tweede specialist was befaamd om zijn Grote Talent de meest zeldzame ziekten te kunnen herkennen. Desgevraagd antwoordde hij: "Ik wil best met u meereizen om de diagnose te stellen, maar ik vrees dat in uw land geen goede therapie voorhanden is".

De derde medicus was een Huisarts van het "Oude Stempel". Hij was ooit geneeskunde gaan studeren om zieken te genezen. De gegevens van zijn patiënten stonden niet alleen op papier, maar zaten ook in zijn geheugen gegrift. Opdat hij meteen verlichting kon bieden en erger voorkomen, zodra hij bij nacht en ontij en in aller ijl, bij een patiënt werd geroepen. En àls hij iemand verwees naar een specialist, dan was zijn begeleiding tactvol en accuraat. Bovendien wisten zijn patiënten dat hij liever preventief werd geraadpleegd, dan (te) laat ontboden. Zo voorkwam hij niet alleen onnodig lijden, maar ook torenhoge kosten. (Doch dàt is iets wat schatkistbewaarders nooit begrijpen).

Toen de Koning hèm evenwel vroeg om mee te komen om zijn dochter zelf te genezen, zei de huisarts: "Op één voorwaarde, majesteit, want ik kan niet mijn hele praktijk aan een waarnemer overlaten voor slechts één enkele patiënt elders. Ook al is zij een Prinses."

Met opgetrokken wenkbrauwen trok de Koning zijn chequeboek en sprak: "Noem mij uw beloning."

Maar de arts vervolgde: "Mijn voorwaarde is, dat in uw land de functie van HUISARTS in ere wordt hersteld en dat de praktijken kleiner worden. Dat de studie zo lang duurt als nodig is en het begrip 'roeping' weer inhoud krijgt. Dat de artsenkeuze vrij is (niet alleen in theorie). En de honorering in overeenstemming met het vak, dat dag en nacht inzet vraagt en vele persoonlijke offers vergt.

De Koning (die niet beter wist omdat koningen, ministers en ziekenhuisdirectrices nu eenmaal altijd dicht bij het vuur zitten), antwoordde opgelucht: "Haast u, want wat u vraagt, kan ook in mijn land geen enkel probleem zijn".

Doch terwijl de huisarts zijn valies oppakte, glimlachte hij fijntjes. Evenals de Wijze Adviseur, die zijn pappenheimers maar al te goed kende.

Ter plaatse gearriveerd, overlegde de huisarts eerst uitgebreid met de lijfarts om zoveel mogelijk van de voorgeschiedenis te weten te komen. Vervolgens onderzocht hij de Prinses grondig, vreesde wat zij mankeerde, maar zei tegen haar: "Als u dat zèlf wilt, wordt u beter".

De Koning, die dat hoorde, sprong een gat in de lucht, maar wachtte daar tactvol mee tot ze buiten de ziekenkamer waren.

"Dus u weet zeker...", vroeg hij de arts.

"Nee", antwoordde deze, "maar zònder geloof in genezing is de helft van alle hoop bij voorbaat verloren. Waarom denkt u dat er in uw land zoveel geld aan alternatieve genezers wordt uitgegeven?"

Na drie weken was de Prinses toch in zoverre vooruit gegaan, dat zij in staat bleek met de huisarts mee te reizen naar het land van haar Grootvader. En daar werd zij, mede dankzij beide andere specialisten (en haar eigen geloof in genezing), weer helemaal beter. Hoewel haar ziekte inderdaad van zeer ernstige aard was gebleken.

De Koning ontbood de Minister van Volksgezondheid en schrok zich een hoedje over de stand van zaken, die zij niet alleen voor hem, maar ook voor het Volk verborgen had gehouden. De waarheid 'lekte' ook naar het Parlement, alwaar het de minister ditmaal niet lukte om er voor de veertigste keer vanaf te komen met "Ik moest toch bezuinigen? Dan is het mijn schuld niet..."

Een Referendum leerde vervolgens, dat het volk Gezondheid nog altijd belangrijker vond, dan de allernieuwste Koets en zo werd niet alleen het beroep van Huisarts in ere hersteld en was er ook ineens wèl budget voor voldoende apparatuur, genoeg zorgverleners en de allerbeste opleidingen. En zelfs de ouderen werden weer liefdevol en met respect begeleid ook al hadden ze zelfs geen eigen koets meer. De wachtlijsten verdwenen als sneeuw voor de zon, preventie-onderzoek werd in ere hersteld en vrijwel alle Zorgverleners deden hun werk weer met plezier.

En wie dit verhaal als sprookje terzijde schuift, zal daar hopelijk nooit spijt van krijgen...

Of op tijd emigreren. Maar waar naartoe dat weet ik ook niet.