Toen de plicht riep

Er lag een brief in de bus. Met treinkaartje en al. Of ik op me op 1 februari 1959 maar wilde melden bij station Ede-Wageningen. Er was geen ruimte voor overleg. Inspraak was nog niet uitgevonden. Op het stationspleintje stonden van die groene drietonners met de achterklep open en houten banken in lengterichting. Het was de laatste keer dat we daar zonder uniform gehoorzaam inklommen. Banken vol, achterklep dicht en een onzichtbare chauffeur zette het ding in beweging. Een sociale doorsnede van werk- en schoolverlaters probeerde zich in stilte een beeld te vormen van z'n medereizigers. Vanaf dat moment behoefden we zes weken lang niet meer na te denken. Nog geen minuut. Dat was heel ver vóór ons al gedaan. En herhaalde zich elke twee maanden. Diezelfde avond lagen we gewassen en goed gevoed in een stapelbed op een zelf volgestopte stromatras (stro slaapt goed, echt waar). Met naast elk stapelbed twee metalen kasten waarin de door ons die dag ingezamelde PSU. Op volstrekt identieke wijze opgevouwen. Dat was les nummer één. En nog steeds is mijn kledingkast netjes ingericht. Dat vindt zelfs mijn vrouw. Het leger is trouwens dol op afkortingen. PSU staat voor Persoonlijke Standaard Uitrusting. Met efficiency win je de oorlog.
Gek genoeg vielen we meteen in slaap. Alle twintig. Voorzover ik weet dan. Hondsmoe kennelijk. Ook daar was voor gezorgd. Om half zes ging er een toeter en stond iemand te roepen dat we voor ons bed moesten gaan staan. NU!
"Oh" en twintig maal: "... waar bén ik ...? O ja, in dienst."
Sporttenue aan en naar buiten. Aantreden en hardlopen. Kilometer of twee, drie. Wie verzint zo iets? Als dat zó doorgaat... Het ging zo door. Elke dag.
Erg? Nee... 't went.
Die eerste twee maanden onderga je. Als kennismaking waren ze eigenlijk helemaal zo erg niet. Een tijdje zelf totaal niets te hoeven regelen bevalt best. Ook al heb je niks in te brengen. De tijd vliegt voorbij. Je moest gewoon leren alles samen te doen. Vragen stellen mocht. Achteraf. Klagen ook. Zeuren niet. Maar daar had niemand behoefte aan. Er ontstond een soort van selfsupporting kameraadschap. En de sterkeren trokken de achterblijvers mee. Waar vind je dat nu nog? Van buitenaf lijkt volgzaamheid de eigenschap, die het leger overeind houdt. Met discipline als een soort van onzichtbare handboeien.
Toch was dat niet zo. Integendeel, later zou blijken dat eigen initiatief leidde tot meer vrijheid, toch wat plezier in je diensttijd en een hogere eindrang. Van ons zou niemand verder komen dan sergeant. Maar dat leek ons al heel wat. Daartoe zouden een paar uitverkorenen de opleiding voortzetten op de "kaderschool". Daar begon aansluitend ook elke twee maanden een nieuwe lichting. En je leerde er een vak. In ons geval iets met communiceren op afstand. Dat heet nu digitale communicatie.
Over afkortingen gesproken: alleen de SRO sloot niet aan. Daar startte een nieuwe klas om de vier maanden. De opleiding tot Reserve Officier duurde daar nog eens zes maanden. Maar dat was dus voor niemand van ons weggelegd. Alzo moet reeds besloten zijn bij de ABOHZIS-keuring die had geleid tot genoemd treinkaartje. Deze afkorting staat voor Algemene toestand, Bovenlichaam, Onderlichaam, Horen, Zien, Intelligentie en Stabiliteit. Een S5 was berucht. Dan kreeg je zelfs geen treinkaartje. Het kon wél dienen als aanbeveling bij een psychiatrisch instituut.
Natuurlijk, ik heb ze later ook ontmoet: de sufkezen die geen enkele moeite deden om van hun diensttijd wat te maken. Ik verzeker je: dat lag helemaal aan henzelf. Ze kankerden negentien maanden lang op van alles en nog wat. En gingen aansluitend nog steeds kankerend naar huis. Tien tegen één dat ze dat nu nog doen. Als ze nog leven. Dus werd het pas echt leuk als ze een jaar later weer op herhaling moesten. Naar La Courtine of zo. De Franse keuken kent geen frikandellen... Maar je kreeg er wel hutspot!
Gelukkig stonden de meesten van ons wèl open voor het hoe en waarom. Er was een Koude Oorlog aan de gang. Met een muur op nog geen 6 uur rijden van ons bed. Die oorlog wilden we graag zo koud mogelijk zien te houden! Als het aan ons lag. Want met een atoombom ging dat niet lukken. En daar had Chroetsjow er een paar honderd van.
Maar die eerste twee maanden nog een keer overdoen?
Dat nu liever ook weer niet...