Werkweek voor onze eigen veiligheid

"Deze week zal u niet gemakkelijk vallen. Afgelopen zaterdag heb ik afscheid genomen van de groep. De mannen waren òp. Maar we moeten deze cursus kort houden. Anders bent u te lang uit uw gewone baan."
Na deze opbeurende woorden van de bataljonscommandant zagen we het somber in. Doodmoe na een week militaire dienst? Dan moest er wel heel wat veranderd zijn! Dit groepje, waaronder ik dus, had een speciale functie. Nogal specialistisch en nogal geheim op sommige punten. Er kwamen steeds nieuwe ontwikkelingen bij, vooral in NAVO-verband, en daarom moesten we tussendoor op cursus. Maar dat het dit keer zo erg zou worden, hadden we toch niet kunnen vermoeden.
Het wàs ook erg.
Er waren geen kamers vrij in het officiershotel en dus werden we ondergebracht in een hotel bij het Station Ede-Wageningen. Dat leek het leed wat te verzachten. Mooie kamers, een goed bed en 's morgens een keurig ontbijt. Op een tijd, die de waard paste (en ons ook). Niet op appel dus. Gewoon om negen uur in het instructielokaal. Om half elf aan de koffie. Om twaalf uur het eerste glas sherry en daarna een goede, warme lunch in de officiersmess. Dat had niemand van ons in z’n burgerbaan.
Ik moest even grijnzen bij de gedachte aan onze eerste lunch daar in Ede. We kwamen "model" binnen en stelden ons netjes voor. Op de drempel van de mess. Maar sommige beroeps kunnen hun jaloezie jegens de reserve nauwelijks verbergen. Zo ook een chagrijnig kijkende majoor, die mijn uitgestoken hand vernederend in de lucht liet hangen omdat ik de verkeerde riem aan had. Maar was dat nou een reden om me hier, en plein publique, voor aap te zetten?
"Luitenant, uw tenue is niet in orde!"
Zo iets ben je als burger niet meer gewend. We hadden sowieso een verkeerd tenue aan. De actieve landmacht was intussen wat moderner gekleed. Donker jasje, lichtere broek. Als officier onder officieren had ik het, god zij dank, ook nog nooit meegemaakt, dat je bij het binnen komen van de mess werd aangesproken op iets dat met kleding te maken had. Ik keek meneer majoor ongetwijfeld zeer vuil aan en wist me nog even te beheersen door hem niet in de ogen te kijken maar mijn blik ook over zijn kleding te laten dalen. Het moet doodstil zijn geworden om ons heen. Zeker aan de kant van de herhalers. Het lot bleek me onverwacht gunstig gestemd…
"Excuses, majoor, maar wat úw kleding betreft… eh…"
Achter me werd de absolute stilte verbroken door een zacht, onderdrukt gegrinnik. Verstoord keek de majoor eerst naar het groepje grijnzende Ouwe Hap, dat zonder twijfel op mijn hand was. En dat ook niet verborgen hield. Eind van de week mochten wij weer naar huis. En hij de eerstkomende jaren nog lang niet. Maar daarna ging ook zijn blik naar beneden… Naar het knoopje dat er niet meer was. En het schemerende stukje legerkleurig interlock dat er wél was.
We zijn die week niet bevriend geraakt.
Om twee uur begonnen de instructies weer. Tot kwart over drie. "Theetijd". Dan door tot kwart voor vijf en aansluitend de borrel. We waren de prijzen niet meer gewend: een kwartje voor een 'ouwe'. Zo kon je onder elf kerels nog 's een rondje geven! Van de meer geestverwante 'beroeps', bleven er trouwens altijd wel een aantal hangen. 'Herhalers' vormden voor hen een afwisseling in hun bestaan en waren lang niet het slechtste gezelschap. Tot zij naar moeder de vrouw moesten en wij aan tafel.
Natuurlijk wilde iedereen die een rondje gekregen had, er zelf ook weer een geven voor de avond om was. Dat ging na het eten dus gewoon zo door. En als we laat in de avond de mess uit moesten, dan was de bar van het hotel er ook nog… Na zes volle dagen volgens deze "routine", wisten we precies waarom de vorige groep zo'n vermoeide indruk had gemaakt op de bataljonscommandant. We waren niet 'op'; we hadden hem 'om'! Een week lang!
Braaf namen we op onze beurt de afscheidswoorden van de commandant in ontvangst. Nog nooit van m'n leven had ik last van m'n maag gehad. Althans niet als gevolg van 'pure Schiedam', afgewisseld met een niet meer te achterhalen aantal glazen Heineken of daaromtrent. Maar nu was het dus zover.
Voor ik terug reed, kocht ik Rennies.